Dutch
Detailed Synonyms for vasttrekken in Dutch
vasttrekken: (*Using Word and Sentence Splitter)
- vast: zeker; vast; reëel; beslist; feitelijk; heus; stellig; vast en zeker; waarachtig; waarlijk; gewis; geheid; welzeker; voorzeker
- trekken: voorttrekken; rukken; reizen; trekken; zwerven; rondreizen
- vasten: onthouden; vasten; abstineren
- trek: tocht; luchtzuiging; honger; hongergevoel; hongerigheid; zin; trek; lust; haal; eetlust; ruk; zin om iets te eten