Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afgeleid:
  2. afleiden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afgeleid from Dutch to Swedish

afgeleid:

afgeleid adj

  1. afgeleid (stammend van)

Translation Matrix for afgeleid:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
härstammad afgeleid; stammend van

afleiden:

afleiden verb (leid af, leidt af, leidde af, leidden af, afgeleid)

  1. afleiden (deduceren)
    härleda; deducera
    • härleda verb (härledar, härledade, härledat)
    • deducera verb (deducerar, deducerade, deducerat)

Conjugations for afleiden:

o.t.t.
  1. leid af
  2. leidt af
  3. leidt af
  4. leiden af
  5. leiden af
  6. leiden af
o.v.t.
  1. leidde af
  2. leidde af
  3. leidde af
  4. leidden af
  5. leidden af
  6. leidden af
v.t.t.
  1. heb afgeleid
  2. hebt afgeleid
  3. heeft afgeleid
  4. hebben afgeleid
  5. hebben afgeleid
  6. hebben afgeleid
v.v.t.
  1. had afgeleid
  2. had afgeleid
  3. had afgeleid
  4. hadden afgeleid
  5. hadden afgeleid
  6. hadden afgeleid
o.t.t.t.
  1. zal afleiden
  2. zult afleiden
  3. zal afleiden
  4. zullen afleiden
  5. zullen afleiden
  6. zullen afleiden
o.v.t.t.
  1. zou afleiden
  2. zou afleiden
  3. zou afleiden
  4. zouden afleiden
  5. zouden afleiden
  6. zouden afleiden
diversen
  1. leid af!
  2. leidt af!
  3. afgeleid
  4. afleidende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afleiden [znw.] noun

  1. afleiden (deduceren)
    avdrag

Translation Matrix for afleiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
avdrag afleiden; deduceren aftrek; aftrekking; deductie; vermindering
VerbRelated TranslationsOther Translations
deducera afleiden; deduceren concluderen; iets afleiden uit
härleda afleiden; deduceren concluderen; iets afleiden uit
- opmaken

Synonyms for "afleiden":


Related Definitions for "afleiden":

  1. ervoor zorgen dat de aandacht ergens anders op gericht wordt1
    • Jan is erg druk met de zaak bezig, we moeten hem wat afleiden1
  2. woorden vormen uit andere woorden1
    • het woord 'Nederlander' is afgeleid van 'Nederland'1
  3. het begrijpen uit iets anders1
    • uit zijn woorden leid ik af dat hij haast heeft1

Wiktionary Translations for afleiden:


Cross Translation:
FromToVia
afleiden uppnå; avleda derive — obtain (something) from something else
afleiden partialderivera; derivera differentiate — math: to calculate the derivative
afleiden uppskatta; bedöma judge — to form an opinion, infer
afleiden derivera differenzierenMathematik: die Ableitung einer Funktion bilden
afleiden dra ifrån déduiresoustraire d’une somme à payer telle ou telle fraction qui n’est pas à verser.