Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afsluiting:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afsluiting from Dutch to Swedish

afsluiting:

afsluiting [de ~ (v)] noun

  1. de afsluiting (dichtmaken; sluiting; het afsluiten)
  2. de afsluiting (barricade; versperring)
    barrikad; avspärrning

Translation Matrix for afsluiting:

NounRelated TranslationsOther Translations
avspärrning afsluiting; barricade; versperring afgrendeling; afhouden; afsluitboom; beletten; buitensluiting; slagboom; sluitboom; weerhouden
barrikad afsluiting; barricade; versperring
stängande afsluiting; dichtmaken; het afsluiten; sluiting dichtdoen; dichtdraaien

Wiktionary Translations for afsluiting:


Cross Translation:
FromToVia
afsluiting avslutning; avrundning closure — event signifying an ending
afsluiting avslut AbschlussWirtschaft: eine Vereinbarung über ein Geschäft oder einen Handel
afsluiting bokslut; avslut; fullbordan Abschluss — das geplante (erfolgreiche) Ende von etwas
afsluiting avslutning Abschluss — erfolgreiche Beendigung eines Vorhabens zum Beispiel schulischen oder universitären Bildungsganges
afsluiting bom; slagbom barrièreassemblage de plusieurs pièces de bois ou d'autres matériaux, servir à fermer un passage.

External Machine Translations:

Related Translations for afsluiting