Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. ensceneren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ensceneren from Dutch to Swedish

ensceneren:

ensceneren verb (ensceneer, ensceneert, ensceneerde, ensceneerden, geënsceneerd)

  1. ensceneren (in scene zetten)
    iscensätta

Conjugations for ensceneren:

o.t.t.
  1. ensceneer
  2. ensceneert
  3. ensceneert
  4. ensceneren
  5. ensceneren
  6. ensceneren
o.v.t.
  1. ensceneerde
  2. ensceneerde
  3. ensceneerde
  4. ensceneerden
  5. ensceneerden
  6. ensceneerden
v.t.t.
  1. heb geënsceneerd
  2. hebt geënsceneerd
  3. heeft geënsceneerd
  4. hebben geënsceneerd
  5. hebben geënsceneerd
  6. hebben geënsceneerd
v.v.t.
  1. had geënsceneerd
  2. had geënsceneerd
  3. had geënsceneerd
  4. hadden geënsceneerd
  5. hadden geënsceneerd
  6. hadden geënsceneerd
o.t.t.t.
  1. zal ensceneren
  2. zult ensceneren
  3. zal ensceneren
  4. zullen ensceneren
  5. zullen ensceneren
  6. zullen ensceneren
o.v.t.t.
  1. zou ensceneren
  2. zou ensceneren
  3. zou ensceneren
  4. zouden ensceneren
  5. zouden ensceneren
  6. zouden ensceneren
en verder
  1. is geënsceneerd
  2. zijn geënsceneerd
diversen
  1. ensceneer!
  2. ensceneert!
  3. geënsceneerd
  4. enscenerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ensceneren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
iscensätta ensceneren; in scene zetten

Wiktionary Translations for ensceneren:


Cross Translation:
FromToVia
ensceneren iscensätta stage — to demonstrate in a deceptive manner