Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. gezanik:
  2. zaniken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gezanik from Dutch to Swedish

gezanik:

gezanik [het ~] noun

  1. het gezanik (gedram; gezeur)
    gnäll; tjat; klagan; gnat
  2. het gezanik (gezeur; gemekker)

Translation Matrix for gezanik:

NounRelated TranslationsOther Translations
gnat gedram; gezanik; gezeur
gnatande gemekker; gezanik; gezeur
gnäll gedram; gezanik; gezeur
klagan gedram; gezanik; gezeur
tjat gedram; gezanik; gezeur
tjatande gemekker; gezanik; gezeur
ModifierRelated TranslationsOther Translations
gnatande bedilziek

gezanik form of zaniken:

zaniken verb (zanik, zanikt, zanikte, zanikten, gezanik)

  1. zaniken (talmen; hannesen; zeiken; )
    uppehålla; fördröja
    • uppehålla verb (uppehåller, uppehöll, uppehållit)
    • fördröja verb (fördröjer, fördröjde, fördröjt)

Conjugations for zaniken:

o.t.t.
  1. zanik
  2. zanikt
  3. zanikt
  4. zaniken
  5. zaniken
  6. zaniken
o.v.t.
  1. zanikte
  2. zanikte
  3. zanikte
  4. zanikten
  5. zanikten
  6. zanikten
v.t.t.
  1. heb gezanik
  2. hebt gezanik
  3. heeft gezanik
  4. hebben gezanik
  5. hebben gezanik
  6. hebben gezanik
v.v.t.
  1. had gezanik
  2. had gezanik
  3. had gezanik
  4. hadden gezanik
  5. hadden gezanik
  6. hadden gezanik
o.t.t.t.
  1. zal zaniken
  2. zult zaniken
  3. zal zaniken
  4. zullen zaniken
  5. zullen zaniken
  6. zullen zaniken
o.v.t.t.
  1. zou zaniken
  2. zou zaniken
  3. zou zaniken
  4. zouden zaniken
  5. zouden zaniken
  6. zouden zaniken
diversen
  1. zanik!
  2. zanikt!
  3. gezanik
  4. zanikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zaniken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fördröja aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren ophouden; rekken; temporiseren; vertragen
uppehålla aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren behouden; in stand houden; onderhouden; ophouden; rekken; temporiseren; vertragen

Wiktionary Translations for zaniken:


Cross Translation:
FromToVia
zaniken tjata nag — complain about insignificant matters
zaniken gnälla; klaga; gnata nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern