Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. influisteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for influisteren from Dutch to Swedish

influisteren:

influisteren verb (fluister in, fluistert in, fluisterde in, fluisterden in, ingefluisterd)

  1. influisteren (ingeven; souffleren)
    viska; viska i någons öra
    • viska verb (viskar, viskade, viskat)
    • viska i någons öra verb (viskar i någons öra, viskade i någons öra, viskat i någons öra)

Conjugations for influisteren:

o.t.t.
  1. fluister in
  2. fluistert in
  3. fluistert in
  4. fluisteren in
  5. fluisteren in
  6. fluisteren in
o.v.t.
  1. fluisterde in
  2. fluisterde in
  3. fluisterde in
  4. fluisterden in
  5. fluisterden in
  6. fluisterden in
v.t.t.
  1. heb ingefluisterd
  2. hebt ingefluisterd
  3. heeft ingefluisterd
  4. hebben ingefluisterd
  5. hebben ingefluisterd
  6. hebben ingefluisterd
v.v.t.
  1. had ingefluisterd
  2. had ingefluisterd
  3. had ingefluisterd
  4. hadden ingefluisterd
  5. hadden ingefluisterd
  6. hadden ingefluisterd
o.t.t.t.
  1. zal influisteren
  2. zult influisteren
  3. zal influisteren
  4. zullen influisteren
  5. zullen influisteren
  6. zullen influisteren
o.v.t.t.
  1. zou influisteren
  2. zou influisteren
  3. zou influisteren
  4. zouden influisteren
  5. zouden influisteren
  6. zouden influisteren
en verder
  1. is ingefluisterd
diversen
  1. fluister in!
  2. fluistert in!
  3. ingefluisterd
  4. influisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for influisteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
viska influisteren; ingeven; souffleren fluisteren; smiespelen; smoezen
viska i någons öra influisteren; ingeven; souffleren

Wiktionary Translations for influisteren:


Cross Translation:
FromToVia
influisteren inspirera; inandas; ingiva; råda inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.