Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opknopen:


Dutch

Detailed Translations for opknopen from Dutch to Swedish

opknopen:

opknopen verb (knoop op, knoopt op, knoopte op, knoopten op, opgeknoopt)

  1. opknopen (ophangen)
    hänga; hänga upp; hänga på
    • hänga verb (hänger, hängde, hängt)
    • hänga upp verb (hänger upp, hängde upp, hängt upp)
    • hänga på verb (hänger på, hängde på, hängt på)

Conjugations for opknopen:

o.t.t.
  1. knoop op
  2. knoopt op
  3. knoopt op
  4. knopen op
  5. knopen op
  6. knopen op
o.v.t.
  1. knoopte op
  2. knoopte op
  3. knoopte op
  4. knoopten op
  5. knoopten op
  6. knoopten op
v.t.t.
  1. heb opgeknoopt
  2. hebt opgeknoopt
  3. heeft opgeknoopt
  4. hebben opgeknoopt
  5. hebben opgeknoopt
  6. hebben opgeknoopt
v.v.t.
  1. had opgeknoopt
  2. had opgeknoopt
  3. had opgeknoopt
  4. hadden opgeknoopt
  5. hadden opgeknoopt
  6. hadden opgeknoopt
o.t.t.t.
  1. zal opknopen
  2. zult opknopen
  3. zal opknopen
  4. zullen opknopen
  5. zullen opknopen
  6. zullen opknopen
o.v.t.t.
  1. zou opknopen
  2. zou opknopen
  3. zou opknopen
  4. zouden opknopen
  5. zouden opknopen
  6. zouden opknopen
en verder
  1. is opgeknoopt
  2. zijn opgeknoopt
diversen
  1. knoop op!
  2. knoopt op!
  3. opgeknoopt
  4. opknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opknopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
hänga afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
hänga på aanhangen
VerbRelated TranslationsOther Translations
hänga ophangen; opknopen niksen; rondhangen; rondlummelen; uitbuiken; uitzakken
hänga på ophangen; opknopen
hänga upp ophangen; opknopen