Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opslag geven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opslag geven from Dutch to Swedish

opslag geven:

opslag geven verb (geef opslag, geeft opslag, gaf opslag, gaven opslag, opslag gegeven)

  1. opslag geven
    ge en förhöjning
    • ge en förhöjning verb (ger en förhöjning, gav en förhöjning, givit en förhöjning)

Conjugations for opslag geven:

o.t.t.
  1. geef opslag
  2. geeft opslag
  3. geeft opslag
  4. geven opslag
  5. geven opslag
  6. geven opslag
o.v.t.
  1. gaf opslag
  2. gaf opslag
  3. gaf opslag
  4. gaven opslag
  5. gaven opslag
  6. gaven opslag
v.t.t.
  1. heb opslag gegeven
  2. hebt opslag gegeven
  3. heeft opslag gegeven
  4. hebben opslag gegeven
  5. hebben opslag gegeven
  6. hebben opslag gegeven
v.v.t.
  1. had opslag gegeven
  2. had opslag gegeven
  3. had opslag gegeven
  4. hadden opslag gegeven
  5. hadden opslag gegeven
  6. hadden opslag gegeven
o.t.t.t.
  1. zal opslag geven
  2. zult opslag geven
  3. zal opslag geven
  4. zullen opslag geven
  5. zullen opslag geven
  6. zullen opslag geven
o.v.t.t.
  1. zou opslag geven
  2. zou opslag geven
  3. zou opslag geven
  4. zouden opslag geven
  5. zouden opslag geven
  6. zouden opslag geven
diversen
  1. geef opslag!
  2. geeft opslag!
  3. opslag gegeven
  4. opslag gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opslag geven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ge en förhöjning opslag geven

Wiktionary Translations for opslag geven:


Cross Translation:
FromToVia
opslag geven förstora; gro; växa augmenterrendre une quantité plus grande.

External Machine Translations:

Related Translations for opslag geven