Dutch
Detailed Translations for opsteken from Dutch to Swedish
opsteken:
-
opsteken (kennis opdoen; leren; meekrijgen; oppikken; meepikken)
-
opsteken (aanleren; leren; verwerven; oppikken; eigen maken)
-
opsteken (sigaret opsteken; aansteken)
Conjugations for opsteken:
o.t.t.
- steek op
- steekt op
- steekt op
- steken op
- steken op
- steken op
o.v.t.
- stak op
- stak op
- stak op
- staken op
- staken op
- staken op
v.t.t.
- heb opgestoken
- hebt opgestoken
- heeft opgestoken
- hebben opgestoken
- hebben opgestoken
- hebben opgestoken
v.v.t.
- had opgestoken
- had opgestoken
- had opgestoken
- hadden opgestoken
- hadden opgestoken
- hadden opgestoken
o.t.t.t.
- zal opsteken
- zult opsteken
- zal opsteken
- zullen opsteken
- zullen opsteken
- zullen opsteken
o.v.t.t.
- zou opsteken
- zou opsteken
- zou opsteken
- zouden opsteken
- zouden opsteken
- zouden opsteken
en verder
- is opgestoken
- zijn opgestoken
diversen
- steek op!
- steekt op!
- opgestoken
- opstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opsteken (omhoog steken)
Translation Matrix for opsteken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lära | leerstelsel; leersysteem | |
sätta up | omhoog steken; opsteken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
lära | aanleren; eigen maken; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verwerven | africhten; bijbrengen; bijleren; dier africhten; dresseren; horen; iets leren; leren; lesgeven; onderwijzen; ontdekken; te horen krijgen; trainen; vernemen; vinden |
studera | aanleren; eigen maken; leren; oppikken; opsteken; verwerven | bestuderen; blokken; instuderen; leerstof erin stampen; leren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderwijzen; studeren; vossen |
tända en cigarett | aansteken; opsteken; sigaret opsteken |
External Machine Translations: