Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. ventileren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ventileren from Dutch to Swedish

ventileren:

ventileren verb (ventileer, ventileert, ventileerde, ventileerden, geventileerd)

  1. ventileren (ontluchten)
    vädra; ventilera; lufta
    • vädra verb (vädrar, vädrade, vädrat)
    • ventilera verb (ventilerar, ventilerade, ventilerat)
    • lufta verb (luftar, luftade, luftat)

Conjugations for ventileren:

o.t.t.
  1. ventileer
  2. ventileert
  3. ventileert
  4. ventileren
  5. ventileren
  6. ventileren
o.v.t.
  1. ventileerde
  2. ventileerde
  3. ventileerde
  4. ventileerden
  5. ventileerden
  6. ventileerden
v.t.t.
  1. heb geventileerd
  2. hebt geventileerd
  3. heeft geventileerd
  4. hebben geventileerd
  5. hebben geventileerd
  6. hebben geventileerd
v.v.t.
  1. had geventileerd
  2. had geventileerd
  3. had geventileerd
  4. hadden geventileerd
  5. hadden geventileerd
  6. hadden geventileerd
o.t.t.t.
  1. zal ventileren
  2. zult ventileren
  3. zal ventileren
  4. zullen ventileren
  5. zullen ventileren
  6. zullen ventileren
o.v.t.t.
  1. zou ventileren
  2. zou ventileren
  3. zou ventileren
  4. zouden ventileren
  5. zouden ventileren
  6. zouden ventileren
en verder
  1. ben geventileerd
  2. bent geventileerd
  3. is geventileerd
  4. zijn geventileerd
  5. zijn geventileerd
  6. zijn geventileerd
diversen
  1. ventileer!
  2. ventileert!
  3. geventileerd
  4. ventilerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ventileren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
lufta ontluchten; ventileren
ventilera ontluchten; ventileren afreageren; luchten
vädra ontluchten; ventileren besniffelen; besnuffelen

Wiktionary Translations for ventileren:


Cross Translation:
FromToVia
ventileren vädra air — to ventilate
ventileren ventilera ventilerrenouveler l’air au moyen d’un ventilateur.