Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verlammen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verlammen from Dutch to Swedish

verlammen:

verlammen verb (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)

  1. verlammen (ontwrichten; krachteloos maken)
    förlama
    • förlama verb (förlamar, förlamade, förlamat)

Conjugations for verlammen:

o.t.t.
  1. verlam
  2. verlamt
  3. verlamt
  4. verlammen
  5. verlammen
  6. verlammen
o.v.t.
  1. verlamde
  2. verlamde
  3. verlamde
  4. verlamden
  5. verlamden
  6. verlamden
v.t.t.
  1. heb verlamd
  2. hebt verlamd
  3. heeft verlamd
  4. hebben verlamd
  5. hebben verlamd
  6. hebben verlamd
v.v.t.
  1. had verlamd
  2. had verlamd
  3. had verlamd
  4. hadden verlamd
  5. hadden verlamd
  6. hadden verlamd
o.t.t.t.
  1. zal verlammen
  2. zult verlammen
  3. zal verlammen
  4. zullen verlammen
  5. zullen verlammen
  6. zullen verlammen
o.v.t.t.
  1. zou verlammen
  2. zou verlammen
  3. zou verlammen
  4. zouden verlammen
  5. zouden verlammen
  6. zouden verlammen
diversen
  1. verlam!
  2. verlamt!
  3. verlamd
  4. verlammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verlammen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
förlama krachteloos maken; lamleggen; ontwrichten; verlammen krachteloos maken; machteloos maken

Wiktionary Translations for verlammen:


Cross Translation:
FromToVia
verlammen förlama paralyserfrapper de paralysie.