Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. vrijhouden:


Dutch

Detailed Translations for vrijhouden from Dutch to Swedish

vrijhouden:

vrijhouden verb (houd vrij, houdt vrij, hield vrij, hielden vrij, vrijgehouden)

  1. vrijhouden (openhouden)
    hålla fri; hålla ledigt
    • hålla fri verb (håller fri, höll fri, hållit fri)
    • hålla ledigt verb (håller ledigt, höll ledigt, hållit ledigt)

Conjugations for vrijhouden:

o.t.t.
  1. houd vrij
  2. houdt vrij
  3. houdt vrij
  4. houden vrij
  5. houden vrij
  6. houden vrij
o.v.t.
  1. hield vrij
  2. hield vrij
  3. hield vrij
  4. hielden vrij
  5. hielden vrij
  6. hielden vrij
v.t.t.
  1. heb vrijgehouden
  2. hebt vrijgehouden
  3. heeft vrijgehouden
  4. hebben vrijgehouden
  5. hebben vrijgehouden
  6. hebben vrijgehouden
v.v.t.
  1. had vrijgehouden
  2. had vrijgehouden
  3. had vrijgehouden
  4. hadden vrijgehouden
  5. hadden vrijgehouden
  6. hadden vrijgehouden
o.t.t.t.
  1. zal vrijhouden
  2. zult vrijhouden
  3. zal vrijhouden
  4. zullen vrijhouden
  5. zullen vrijhouden
  6. zullen vrijhouden
o.v.t.t.
  1. zou vrijhouden
  2. zou vrijhouden
  3. zou vrijhouden
  4. zouden vrijhouden
  5. zouden vrijhouden
  6. zouden vrijhouden
diversen
  1. houd vrij!
  2. houdt vrij!
  3. vrijgehouden
  4. vrijhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vrijhouden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hålla fri openhouden; vrijhouden
hålla ledigt openhouden; vrijhouden