English
Detailed Translations for personal matters from English to Dutch
personal matters: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Personal: Persoonlijk; Familie en vrienden
- personal: persoonlijk; subjectief; besloten; privé; persoonsgebonden
- matter: stof; materie; zaak; geval; kwestie; aangelegenheid; affaire; goed; artikel; ding; voorwerp; object; item; gebeurtenis; feit; voorval; incident; uitmaken; afzetten; uitzetten; uitschakelen; uitdoen; probleem; vraagstuk; substantie; puin; split; gruis; mortel; steenslag; bik; steengruis; metselspecie; macadam
- matters: zaken; aangelegenheden; affaires
personal matters:
Translation Matrix for personal matters:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | affairs; personal business |