Home
Dictionaries
Word Fun
About
Feedback
In Nederlands
Home
->
Dictionaries
->
Dutch/English
->Translate leugen
Translate
leugen
from Dutch to English
Search
Remove Ads
Summary
Dutch to English:
more detail...
leugen:
lie
;
deceit
;
deception
;
falsehood
;
untruth
;
cheating
;
fooling
;
fairytale
;
delusion
;
fiction
;
fable
;
fib
;
story
;
old wive's tale
Wiktionary:
leugen →
lie
,
mendacity
leugen →
lie
,
falsehood
Dutch
Detailed Translations for
leugen
from Dutch to English
leugen:
leugen
[
de ~
]
noun
de leugen
(
bedrog
;
onwaarheid
)
the
lie
– a statement that deviates from or perverts the truth
1
lie
[
the ~
]
noun
the
deceit
;
the
deception
;
the
falsehood
;
the
untruth
;
the
cheating
;
the
fooling
deceit
[
the ~
]
noun
deception
[
the ~
]
noun
falsehood
[
the ~
]
noun
untruth
[
the ~
]
noun
cheating
[
the ~
]
noun
fooling
[
the ~
]
noun
de leugen
(
verzinsel
;
fictie
;
sprookje
;
fabel
;
verdichting
;
verdichtsel
;
bedenksel
)
the
fairytale
– an interesting but highly implausible story; often told as an excuse
1
fairytale
[
the ~
]
noun
the
delusion
– the act of deluding; deception by creating illusory ideas
1
delusion
[
the ~
]
noun
the
fiction
;
the
fable
– a deliberately false or improbable account
1
fiction
[
the ~
]
noun
fable
[
the ~
]
noun
the
fib
;
the
story
– a trivial lie
1
fib
[
the ~
]
noun
he told a fib about eating his spinach
1
story
[
the ~
]
noun
how can I stop my child from telling stories?
1
the
old wive's tale
old wive's tale
[
the ~
]
noun
Translation Matrix for
leugen
:
Noun
Related Translations
Other Translations
cheating
bedrog
;
leugen
;
onwaarheid
bedrog
;
fopperij
;
fraude
;
knoeierij
;
malversatie
;
misleiding
;
nep
;
onregelmatigheden
;
ontvreemding
;
oplichterij
;
verdonkeremaning
;
verduisteren
;
verduistering
;
zwendel
;
zwendelarij
deceit
bedrog
;
leugen
;
onwaarheid
bedriegerij
;
bedrog
;
fopperij
;
gezwendel
;
leugenarij
;
misleiding
;
onechtheid
;
oplichterij
;
oplichting
;
valsheid
;
zwendel
;
zwendelarij
deception
bedrog
;
leugen
;
onwaarheid
bedrog
;
gezwendel
;
misleiding
;
oplichterij
;
oplichting
;
zwendel
;
zwendelarij
delusion
bedenksel
;
fabel
;
fictie
;
leugen
;
sprookje
;
verdichting
;
verdichtsel
;
verzinsel
anamorfose
;
chimère
;
drogbeeld
;
droombeeld
;
gezichtsbedrog
;
hersenschim
;
illusie
;
schijnbeeld
;
spookbeeld
;
voorspiegeling
;
waan
;
waanbeeld
;
waandenkbeeld
;
waanidee
;
waanvoorstelling
;
zinsbedrog
;
zinsbegoocheling
fable
bedenksel
;
fabel
;
fictie
;
leugen
;
sprookje
;
verdichting
;
verdichtsel
;
verzinsel
sprookje
;
sprookjesverhaal
fairytale
bedenksel
;
fabel
;
fictie
;
leugen
;
sprookje
;
verdichting
;
verdichtsel
;
verzinsel
sprookje
;
sprookjesverhaal
falsehood
bedrog
;
leugen
;
onwaarheid
fib
bedenksel
;
fabel
;
fictie
;
leugen
;
sprookje
;
verdichting
;
verdichtsel
;
verzinsel
leugentje
fiction
bedenksel
;
fabel
;
fictie
;
leugen
;
sprookje
;
verdichting
;
verdichtsel
;
verzinsel
fooling
bedrog
;
leugen
;
onwaarheid
lie
bedrog
;
leugen
;
onwaarheid
old wive's tale
bedenksel
;
fabel
;
fictie
;
leugen
;
sprookje
;
verdichting
;
verdichtsel
;
verzinsel
story
bedenksel
;
fabel
;
fictie
;
leugen
;
sprookje
;
verdichting
;
verdichtsel
;
verzinsel
excuus
;
geschiedenis
;
relaas
;
smoes
;
sprookje
;
sprookjesverhaal
;
uitvlucht
;
verdichtsel
;
verhaal
;
verhaaltje
;
vertelling
;
vertelsel
;
voorwendsel
untruth
bedrog
;
leugen
;
onwaarheid
Verb
Related Translations
Other Translations
fib
jokken
;
liegen
;
voorjokken
;
voorliegen
lie
afzetten
;
bedotten
;
gelegen zijn
;
jokken
;
liegen
;
liggen
;
tillen
;
voorjokken
;
voorliegen
Related Words for "leugen":
leugens
,
leugentje
Antonyms for "leugen":
waarheid
Related Definitions for "leugen":
iets dat niet waar is
2
hij vertelt alleen leugens
2
Wiktionary Translations for
leugen
:
leugen
noun
een mededeling die niet waar is met de bedoeling om anderen te misleiden
leugen
→
lie
leugen
noun
A lie, deceit or falsehood
mendacity
→
bedrog
;
leugen
intentionally false statement
lie
→
leugen
Cross Translation:
From
To
Via
•
leugen
→
lie
↔
Lüge
—
falsch
e
Aussage
, mit der andere bewusst
täuschen
werden sollen
•
leugen
→
lie
;
falsehood
↔
mensonge
— Propos contraire à la vérité
1
WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University
2
Muiswerk Woordenboek
Remove Ads
Remove Ads