Dutch
Detailed Translations for nep from Dutch to English
nep:
-
de nep (namaak; imitatie; nabootsing)
-
de nep (zwendelarij; bedrog; oplichterij; knoeierij)
Translation Matrix for nep:
Related Words for "nep":
Wiktionary Translations for nep:
nep
Cross Translation:
adjective
nep
-
onecht, vals
- nep → fake
adjective
-
phony, obviously of flimsy credibility
-
not real
-
intended to deceive or carry appearance of being genuine
- counterfeit → nep; namaak
-
spurious, lacking genuinity of authenticity
-
of abnormal, irregular or otherwise inferior qualities (size, shape etc.)
- bastard → ondermaats; nep
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nep | → false; fake | ↔ falsch — nachmachen |
• nep | → fake | ↔ toc — (familier, fr) faux, objet prétendument ancien qui n’offre aucun caractère d’authenticité. |
nep form of neppen:
-
neppen
Conjugations for neppen:
o.t.t.
- nep
- nept
- nept
- neppen
- neppen
- neppen
o.v.t.
- nepte
- nepte
- nepte
- nepten
- nepten
- nepten
v.t.t.
- heb genept
- hebt genept
- heeft genept
- hebben genept
- hebben genept
- hebben genept
v.v.t.
- had genept
- had genept
- had genept
- hadden genept
- hadden genept
- hadden genept
o.t.t.t.
- zal neppen
- zult neppen
- zal neppen
- zullen neppen
- zullen neppen
- zullen neppen
o.v.t.t.
- zou neppen
- zou neppen
- zou neppen
- zouden neppen
- zouden neppen
- zouden neppen
en verder
- ben genept
- bent genept
- is genept
- zijn genept
- zijn genept
- zijn genept
diversen
- nep!
- nept!
- genept
- neppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for neppen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cheat | chantage; flessentrekker; misleider | |
con | gezwendel; oplichterij; oplichting; verlakkerij; zwendel; zwendelarij | |
swindle | boerenbedrog; fraude; gezwendel; malversatie; onregelmatigheden; ontvreemding; oplichterij; oplichting; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; verlakkerij; zwendel; zwendelarij | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
cheat | neppen | afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; tillen; verneuken; zwendelen |
con | neppen | |
swindle | neppen | afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; misleiden; oplichten; te pakken nemen; voor de gek houden; zwendelen |