Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. op visite gaan:


Dutch

Detailed Translations for op visite gaan from Dutch to English

op visite gaan:

op visite gaan verb

  1. op visite gaan (bezoeken; langskomen; voorbijkomen; )
    to pass; to visit; to come past; to seek out; to look for; to call on; to look up; to call at
    • pass verb (passes, passed, passing)
    • visit verb (visits, visited, visiting)
    • come past verb (comes past, came past, coming past)
    • seek out verb (seeks out, sought out, seeking out)
    • look for verb (looks for, looked for, looking for)
    • call on verb (calls on, called on, calling on)
    • look up verb (looks up, looked up, looking up)
    • call at verb (calls at, called at, calling at)
    to drop by
    – visit informally and spontaneously 1
    • drop by verb (drops by, dropped by, dropping by)
      • We frequently drop by the neighbors' house for a cup of coffee1

Translation Matrix for op visite gaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
pass bergpas; entreebiljet; kaart; kaartje; pas; pasje; paspoort; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs
visit bezichtigen; bezichtiging
VerbRelated TranslationsOther Translations
call at aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
call on aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
come past aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
drop by aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen aankomen; aanlopen; bezoeken; binnenvallen; inlopen; komen aanlopen; langskomen; onverwachts langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen
look for aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen afzoeken; op zoek zijn naar; zien te vinden; zoeken
look up aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen iets opzoeken; naar boven kijken; naar boven zien; naslaan; nazoeken; omhoogkijken; opzoeken
pass aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; aflopen; besteden; doorbrengen; gaan; gebeuren; geven; inhalen; overgeven; overhandigen; passeren; plaats hebben; reiken; slagen voor; slijten; toesteken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijrijden; voorkomen; zich begeven; zich voordoen
seek out aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
visit aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen aankomen; aanschouwen; afspreken; bekijken; bezichtigen; bezien; bezoeken; bij elkaar komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; inlopen; langskomen; lastigvallen; op bezoek komen; opzoeken; samenkomen; teisteren; treffen; verzamelen; voorbijkomen

External Machine Translations:

Related Translations for op visite gaan