Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. drinkers:
  2. drinker:


Dutch

Detailed Translations for drinkers from Dutch to English

drinkers:

drinkers [de ~] noun, plural

  1. de drinkers (drinkebroers; zuiplappen; innemers; tetteraars; dronkelappen)
    the drinkers; the boozers; the drunks; the topers; the tipplers

Translation Matrix for drinkers:

NounRelated TranslationsOther Translations
boozers drinkebroers; drinkers; dronkelappen; innemers; tetteraars; zuiplappen
drinkers drinkebroers; drinkers; dronkelappen; innemers; tetteraars; zuiplappen
drunks drinkebroers; drinkers; dronkelappen; innemers; tetteraars; zuiplappen
tipplers drinkebroers; drinkers; dronkelappen; innemers; tetteraars; zuiplappen
topers drinkebroers; drinkers; dronkelappen; innemers; tetteraars; zuiplappen

Related Words for "drinkers":


drinkers form of drinker:

drinker [de ~ (m)] noun

  1. de drinker
    the drinker

Translation Matrix for drinker:

NounRelated TranslationsOther Translations
drinker drinker zuiplap

Related Words for "drinker":