Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gemors:


Dutch

Detailed Translations for gemors from Dutch to English

gemors:

gemors [het ~] noun

  1. het gemors (geknoei)
    the messing; the muddling; the bungling; the botching
  2. het gemors (geknoei)
    the tampering; the messing; the bungling

Translation Matrix for gemors:

NounRelated TranslationsOther Translations
botching geknoei; gemors gehaspel
bungling geknoei; gemors broddelwerk; gebroddel; gehannes; gehaspel; geklungel; geknoei; gemier; gemodder; gestuntel; gezeur; kladwerk; knoeiboel; knoeiwerk; knutselwerk; prutswerk; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
messing geknoei; gemors geknoei; gemier; gemodder; gesjoemel; gezeur
muddling geknoei; gemors geknoei; gemier; gemodder; gezeur
tampering geknoei; gemors geknoei; gesjoemel
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
bungling klungelig; stumperig