Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. grenzeloosheid:
  2. grenzeloos:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for grenzeloosheid from Dutch to English

grenzeloosheid:

grenzeloosheid [de ~ (v)] noun

  1. de grenzeloosheid (mateloosheid)
    the excess; the splurge; the extravagance

Translation Matrix for grenzeloosheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
excess grenzeloosheid; mateloosheid bandeloosheid; buitenissigheid; buitensporigheid; exces; losbandigheid; overdaad; overvloed; uitspatting; uitwas; zedeloosheid
extravagance grenzeloosheid; mateloosheid bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; luxeartikel; spilzucht; uitspatting; weeldeartikel; zedeloosheid
splurge grenzeloosheid; mateloosheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
splurge uitspatten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
excess overtollig

Related Words for "grenzeloosheid":


grenzeloos:

grenzeloos adj

  1. grenzeloos

Translation Matrix for grenzeloos:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
infinite grenzeloos eindeloos; ellenlang; immens; onbegrensd; onbeperkt; onmetelijk; ontzaglijk; ontzettend lang; peilloos; waar geen eind aan komt
unbounded grenzeloos onbegrensd; onbeperkt; ongelimiteerd
unlimited grenzeloos onbegrensd; onbeperkt; ongelimiteerd
vast grenzeloos aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors; gigantisch; groot; groots; grootschalig; grote; heel groot; immens; kolossaal; onmetelijk; ontzaglijk; reusachtig; reuze; zeer groot; zeer uitgestrekte

Related Words for "grenzeloos":


Wiktionary Translations for grenzeloos:

grenzeloos
adjective
  1. without limits; boundless
  2. indefinite
  3. without bounds, unbounded

Cross Translation:
FromToVia
grenzeloos absolute; boundless; infinite; limitless; unconfined; unlimited illimité — Qui n’a pas de limites.