Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. meubilair:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for meubilair from Dutch to English

meubilair:

meubilair [het ~] noun

  1. het meubilair (ameublement; meubels; meubelen; meubilering)
    the furniture; the home furnishings; the furnishing

Translation Matrix for meubilair:

NounRelated TranslationsOther Translations
furnishing ameublement; meubelen; meubels; meubilair; meubilering aankleding; decoratie; inrichten; inrichting; verschaffing; versiering; voorziening; woningdecoratie; woninginrichting
furniture ameublement; meubelen; meubels; meubilair; meubilering inrichten; inrichting; meubel; meubelstuk; woningdecoratie; woninginrichting
home furnishings ameublement; meubelen; meubels; meubilair; meubilering inrichten; inrichting; woningdecoratie; woninginrichting

Wiktionary Translations for meubilair:

meubilair
noun
  1. een verzameling meubels bedoeld om een kamer mee in te richten

External Machine Translations: