Dutch

Detailed Translations for opvallen from Dutch to English

opvallen:

opvallen verb (val op, valt op, viel op, vielen op, opgevallen)

  1. opvallen (uitsteken; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen)
    to attract attention; to stick out; to stand out; to protrude; to be conspicuous; to leap out; to show off; to prance; to jut out
    • attract attention verb (attracts attention, attracted attention, attracting attention)
    • stick out verb (sticks out, stuck out, sticking out)
    • stand out verb (stands out, stood out, standing out)
    • protrude verb (protrudes, protruded, protruding)
    • be conspicuous verb (is conspicuous, being conspicuous)
    • leap out verb (leaps out, leapt out, leaping out)
    • show off verb (shows off, showed off, showing off)
    • prance verb (prances, pranced, prancing)
    • jut out verb (juts out, jutted out, jutting out)

Conjugations for opvallen:

o.t.t.
  1. val op
  2. valt op
  3. valt op
  4. vallen op
  5. vallen op
  6. vallen op
o.v.t.
  1. viel op
  2. viel op
  3. viel op
  4. vielen op
  5. vielen op
  6. vielen op
v.t.t.
  1. ben opgevallen
  2. bent opgevallen
  3. is opgevallen
  4. zijn opgevallen
  5. zijn opgevallen
  6. zijn opgevallen
v.v.t.
  1. was opgevallen
  2. was opgevallen
  3. was opgevallen
  4. waren opgevallen
  5. waren opgevallen
  6. waren opgevallen
o.t.t.t.
  1. zal opvallen
  2. zult opvallen
  3. zal opvallen
  4. zullen opvallen
  5. zullen opvallen
  6. zullen opvallen
o.v.t.t.
  1. zou opvallen
  2. zou opvallen
  3. zou opvallen
  4. zouden opvallen
  5. zouden opvallen
  6. zouden opvallen
diversen
  1. val op!
  2. valt op!
  3. opgevallen
  4. opvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opvallen [znw.] noun

  1. opvallen
    the catch the eye; the strike

Translation Matrix for opvallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
catch the eye opvallen
strike opvallen aanboren; gestaak; staken; staking; werkonderbreking; werkstaking
VerbRelated TranslationsOther Translations
attract attention afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken aandacht trekken
be conspicuous afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
jut out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken vooruitspringen; vooruitsteken
leap out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
prance afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken tentoonspreiden; uitstallen
protrude afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
show off afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken geuren; pralen; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; uitstallen
stand out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
stick out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
strike aansteken; beroeren; doen branden; een klap geven; frapperen; grijpen; het werk neerleggen als protest; in staking gaan; in staking zijn; ontroeren; ontsteken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raken; slaan; staken; toeslaan; treffen; vuur maken; werkonderbreken; wrijven

Related Definitions for "opvallen":

  1. duidelijk anders zijn1
    • met die jurk valt Gina erg op1

Wiktionary Translations for opvallen:

opvallen
verb
  1. (ergatief) gemakkelijk opgemerkt worden, opzien baren

Cross Translation:
FromToVia
opvallen hit; catch; run across; strike; swat; attain; encounter; find; score; run up against; knock; smack; stub; beat; wallop frapper — A TRIER
opvallen crash into; crash; hit; shock; appal; horrify; knock; strike; smack; stub; beat; wallop heurterentrer brusquement en contact.