Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. stapvoets gaan:


Dutch

Detailed Translations for stapvoets gaan from Dutch to English

stapvoets gaan:

stapvoets gaan verb (ga stapvoets, gaat stapvoets, ging stapvoets, gingen stapvoets, stapvoets gegaan)

  1. stapvoets gaan
    to walk
    • walk verb (walks, walked, walking)

Conjugations for stapvoets gaan:

o.t.t.
  1. ga stapvoets
  2. gaat stapvoets
  3. gaat stapvoets
  4. gaan stapvoets
  5. gaan stapvoets
  6. gaan stapvoets
o.v.t.
  1. ging stapvoets
  2. ging stapvoets
  3. ging stapvoets
  4. gingen stapvoets
  5. gingen stapvoets
  6. gingen stapvoets
v.t.t.
  1. ben stapvoets gegaan
  2. bent stapvoets gegaan
  3. is stapvoets gegaan
  4. zijn stapvoets gegaan
  5. zijn stapvoets gegaan
  6. zijn stapvoets gegaan
v.v.t.
  1. was stapvoets gegaan
  2. was stapvoets gegaan
  3. was stapvoets gegaan
  4. waren stapvoets gegaan
  5. waren stapvoets gegaan
  6. waren stapvoets gegaan
o.t.t.t.
  1. zal stapvoets gaan
  2. zult stapvoets gaan
  3. zal stapvoets gaan
  4. zullen stapvoets gaan
  5. zullen stapvoets gaan
  6. zullen stapvoets gaan
o.v.t.t.
  1. zou stapvoets gaan
  2. zou stapvoets gaan
  3. zou stapvoets gaan
  4. zouden stapvoets gaan
  5. zouden stapvoets gaan
  6. zouden stapvoets gaan
diversen
  1. ga stapvoets!
  2. gat stapvoets!
  3. stapvoets gegaan
  4. stapvoets gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stapvoets gaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
walk kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandelroute; wandeltocht
VerbRelated TranslationsOther Translations
walk stapvoets gaan gaan; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; stappen; toelopen; wandelen; zich begeven; zich voortbewegen

External Machine Translations:

Related Translations for stapvoets gaan