Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. toemaken:


Dutch

Detailed Translations for toemaken from Dutch to English

toemaken:

toemaken verb

  1. toemaken (dichtdoen; afsluiten; sluiten; toedoen)
    to shut; to close; to draw
    • shut verb (shuts, shut, shutting)
    • close verb (closes, closed, closing)
    • draw verb (draws, drew, drawing)

Translation Matrix for toemaken:

NounRelated TranslationsOther Translations
draw attractie; trekking; trekpleister
VerbRelated TranslationsOther Translations
close afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toedraaien; toetrekken; toevallen; zich sluiten
draw afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken afbeelden; bijtrekken; erbij trekken; krabbelen; lenen; naartoe trekken; ontlenen; portretteren; schilderen; tekenen; trekken; uittekenen; voorttrekken
shut afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toetrekken; toevallen; zich sluiten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
shut afgesloten; dicht; dicht zijn; gesloten; toe
AdverbRelated TranslationsOther Translations
close dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
ModifierRelated TranslationsOther Translations
close bedompt; benauwd; drukkend; effen; egaal; eindig; gehecht; gelijk; geslepen; glad; muf; plat; rakelings; strak; ternauwernood; vergankelijk; verknocht; vlak; vlakuit; voorbijgaand