Summary
Dutch
Detailed Translations for verwennen from Dutch to English
verwennen:
-
verwennen (vertroetelen)
Conjugations for verwennen:
o.t.t.
- verwen
- verwent
- verwent
- verwennen
- verwennen
- verwennen
o.v.t.
- verwende
- verwende
- verwende
- verwenden
- verwenden
- verwenden
v.t.t.
- heb verwend
- hebt verwend
- heeft verwend
- hebben verwend
- hebben verwend
- hebben verwend
v.v.t.
- had verwend
- had verwend
- had verwend
- hadden verwend
- hadden verwend
- hadden verwend
o.t.t.t.
- zal verwennen
- zult verwennen
- zal verwennen
- zullen verwennen
- zullen verwennen
- zullen verwennen
o.v.t.t.
- zou verwennen
- zou verwennen
- zou verwennen
- zouden verwennen
- zouden verwennen
- zouden verwennen
diversen
- verwen!
- verwent!
- verwend
- verwennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verwennen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
pamper | vertroetelen; verwennen | |
spoil | vertroetelen; verwennen | aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; iets bederven; rotten; stukmaken; verbroddelen; vergaan; vergallen; verkankeren; verklungelen; verknallen; verknoeien; verloederen; verpesten; verrotten; verslonzen; verzieken; wegrotten |