Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. bijbetalen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bijbetalen from Dutch to Spanish

bijbetalen:

bijbetalen verb (betaal bij, betaalt bij, betaalde bij, betaalden bij, bijbetaald)

  1. bijbetalen (bijleggen)

Conjugations for bijbetalen:

o.t.t.
  1. betaal bij
  2. betaalt bij
  3. betaalt bij
  4. betalen bij
  5. betalen bij
  6. betalen bij
o.v.t.
  1. betaalde bij
  2. betaalde bij
  3. betaalde bij
  4. betaalden bij
  5. betaalden bij
  6. betaalden bij
v.t.t.
  1. heb bijbetaald
  2. hebt bijbetaald
  3. heeft bijbetaald
  4. hebben bijbetaald
  5. hebben bijbetaald
  6. hebben bijbetaald
v.v.t.
  1. had bijbetaald
  2. had bijbetaald
  3. had bijbetaald
  4. hadden bijbetaald
  5. hadden bijbetaald
  6. hadden bijbetaald
o.t.t.t.
  1. zal bijbetalen
  2. zult bijbetalen
  3. zal bijbetalen
  4. zullen bijbetalen
  5. zullen bijbetalen
  6. zullen bijbetalen
o.v.t.t.
  1. zou bijbetalen
  2. zou bijbetalen
  3. zou bijbetalen
  4. zouden bijbetalen
  5. zouden bijbetalen
  6. zouden bijbetalen
diversen
  1. betaal bij!
  2. betaalt bij!
  3. bijbetaald
  4. bijbetalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijbetalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pagar un suplemento bijbetalen; bijleggen

Wiktionary Translations for bijbetalen:

bijbetalen
verb
  1. een additioneel bedrag betalen