Summary


Dutch

Detailed Translations for gestut from Dutch to Spanish

gestut:

gestut adj

  1. gestut (ondersteund)

Translation Matrix for gestut:

NounRelated TranslationsOther Translations
sostenido agonie; grief; kwelling; nood; torment; verschrikking
ModifierRelated TranslationsOther Translations
apoyado gestut; ondersteund
sostenido gestut; ondersteund uitgehouden; volgehouden

stutten:

stutten verb (stut, stutte, stutten, gestut)

  1. stutten (met palen stutten; schragen)
  2. stutten (ondersteunen; steunen; schoren; dragen; schragen)

Conjugations for stutten:

o.t.t.
  1. stut
  2. stut
  3. stut
  4. stutten
  5. stutten
  6. stutten
o.v.t.
  1. stutte
  2. stutte
  3. stutte
  4. stutten
  5. stutten
  6. stutten
v.t.t.
  1. heb gestut
  2. hebt gestut
  3. heeft gestut
  4. hebben gestut
  5. hebben gestut
  6. hebben gestut
v.v.t.
  1. had gestut
  2. had gestut
  3. had gestut
  4. hadden gestut
  5. hadden gestut
  6. hadden gestut
o.t.t.t.
  1. zal stutten
  2. zult stutten
  3. zal stutten
  4. zullen stutten
  5. zullen stutten
  6. zullen stutten
o.v.t.t.
  1. zou stutten
  2. zou stutten
  3. zou stutten
  4. zouden stutten
  5. zouden stutten
  6. zouden stutten
en verder
  1. ben gestut
  2. bent gestut
  3. is gestut
  4. zijn gestut
  5. zijn gestut
  6. zijn gestut
diversen
  1. stut!
  2. stutt!
  3. gestut
  4. stuttend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stutten [de ~] noun, plural

  1. de stutten (schoorbalken; steunen)
    el socorros; el sostenimiento

Translation Matrix for stutten:

NounRelated TranslationsOther Translations
socorros schoorbalken; steunen; stutten
sostenimiento schoorbalken; steunen; stutten houvast; ondersteuning; steun
VerbRelated TranslationsOther Translations
apoyar dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanjagen; aanmoedigen; aansporen; iemand motiveren; motiveren; ondersteunen; opjutten; porren; prikkelen; rugsteunen; steunen; stimuleren
apuntalar dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aandrijven; aansporen; motiveren; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opvijzelen; opwekken; prikkelen; stimuleren
poner puntales dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
soportar dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanjagen; aansporen; doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; iets verduren; incasseren; opjutten; opvangen; porren; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
sujetar dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aan elkaar bevestigen; aanjagen; aansporen; afbinden; afsnoeren; beethouden; bevestigen; hoogbinden; knellen; motiveren; omhoogbinden; opbinden; opjutten; porren; vastbinden; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren

Related Words for "stutten":


Wiktionary Translations for stutten:

stutten
verb
  1. iets door het plaatsen van een steun voor omvallen behoeden

Cross Translation:
FromToVia
stutten apuntalar buttress — support something physically with, or as if with, a buttress
stutten arrimar; apoyar accoterappuyer d’un côté pour soutenir.
stutten apoyar; empujar; sostener; amparar appuyerplacer contre quelque chose.