Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. duik:
  2. duiken:


Dutch

Detailed Synonyms for duik in Dutch

duik:

duik [de ~ (m)] noun

  1. de duik
    de duik
    • duik [de ~ (m)] noun

Related Words for "duik":


duik form of duiken:

duiken verb (duik, duikt, dook, doken, gedoken)

  1. duiken
    duiken; vooroverduiken
  2. duiken
    duiken; in het water duiken
  3. duiken
    – een sprong schuin naar voren en voorover maken 1
    duiken
    – een sprong schuin naar voren en voorover maken 1
    • duiken verb (duik, duikt, dook, doken, gedoken)
      • hij dook in het water1

Conjugations for duiken:

o.t.t.
  1. duik
  2. duikt
  3. duikt
  4. duiken
  5. duiken
  6. duiken
o.v.t.
  1. dook
  2. dook
  3. dook
  4. doken
  5. doken
  6. doken
v.t.t.
  1. heb gedoken
  2. hebt gedoken
  3. heeft gedoken
  4. hebben gedoken
  5. hebben gedoken
  6. hebben gedoken
v.v.t.
  1. had gedoken
  2. had gedoken
  3. had gedoken
  4. hadden gedoken
  5. hadden gedoken
  6. hadden gedoken
o.t.t.t.
  1. zal duiken
  2. zult duiken
  3. zal duiken
  4. zullen duiken
  5. zullen duiken
  6. zullen duiken
o.v.t.t.
  1. zou duiken
  2. zou duiken
  3. zou duiken
  4. zouden duiken
  5. zouden duiken
  6. zouden duiken
en verder
  1. ben gedoken
  2. bent gedoken
  3. is gedoken
  4. zijn gedoken
  5. zijn gedoken
  6. zijn gedoken
diversen
  1. duik!
  2. duikt!
  3. gedoken
  4. duikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "duiken":


Related Definitions for "duiken":

  1. een sprong schuin naar voren en voorover maken1
    • hij dook in het water1