Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. eggen:


Dutch

Detailed Synonyms for eggen in Dutch

eggen:

eggen verb (eg, egt, egde, egden, geëgd)

  1. eggen
    eggen; met een eg bewerken

Conjugations for eggen:

o.t.t.
  1. eg
  2. egt
  3. egt
  4. eggen
  5. eggen
  6. eggen
o.v.t.
  1. egde
  2. egde
  3. egde
  4. egden
  5. egden
  6. egden
v.t.t.
  1. heb geëgd
  2. hebt geëgd
  3. heeft geëgd
  4. hebben geëgd
  5. hebben geëgd
  6. hebben geëgd
v.v.t.
  1. had geëgd
  2. had geëgd
  3. had geëgd
  4. hadden geëgd
  5. hadden geëgd
  6. hadden geëgd
o.t.t.t.
  1. zal eggen
  2. zult eggen
  3. zal eggen
  4. zullen eggen
  5. zullen eggen
  6. zullen eggen
o.v.t.t.
  1. zou eggen
  2. zou eggen
  3. zou eggen
  4. zouden eggen
  5. zouden eggen
  6. zouden eggen
en verder
  1. is geëgd
  2. zijn geëgd
diversen
  1. eg!
  2. egt!
  3. geëgd
  4. eggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze