Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. hikken:
  2. hik:


Dutch

Detailed Synonyms for hikken in Dutch

hikken:

hikken verb (hik, hikt, hikte, hikten, gehikt)

  1. hikken
    de hik hebben; hikken
    • de hik hebben verb (heb de hik, hebt de hik, heeft de hik, had de hik, hadden de hik, de hik gehad)
    • hikken verb (hik, hikt, hikte, hikten, gehikt)

Conjugations for hikken:

o.t.t.
  1. hik
  2. hikt
  3. hikt
  4. hikken
  5. hikken
  6. hikken
o.v.t.
  1. hikte
  2. hikte
  3. hikte
  4. hikten
  5. hikten
  6. hikten
v.t.t.
  1. heb gehikt
  2. hebt gehikt
  3. heeft gehikt
  4. hebben gehikt
  5. hebben gehikt
  6. hebben gehikt
v.v.t.
  1. had gehikt
  2. had gehikt
  3. had gehikt
  4. hadden gehikt
  5. hadden gehikt
  6. hadden gehikt
o.t.t.t.
  1. zal hikken
  2. zult hikken
  3. zal hikken
  4. zullen hikken
  5. zullen hikken
  6. zullen hikken
o.v.t.t.
  1. zou hikken
  2. zou hikken
  3. zou hikken
  4. zouden hikken
  5. zouden hikken
  6. zouden hikken
diversen
  1. hik!
  2. hikt!
  3. gehikt
  4. hikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "hikken":


hikken form of hik:

hik [de ~ (m)] noun

  1. de hik
    de hik
    • hik [de ~ (m)] noun

Related Words for "hik":