Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. meepraten:


Dutch

Detailed Synonyms for meepraten in Dutch

meepraten:

meepraten verb (praat mee, praatte mee, praatten mee, meegepraat)

  1. meepraten
    meepraten; meeconverseren

Conjugations for meepraten:

o.t.t.
  1. praat mee
  2. praat mee
  3. praat mee
  4. praten mee
  5. praten mee
  6. praten mee
o.v.t.
  1. praatte mee
  2. praatte mee
  3. praatte mee
  4. praatten mee
  5. praatten mee
  6. praatten mee
v.t.t.
  1. heb meegepraat
  2. hebt meegepraat
  3. heeft meegepraat
  4. hebben meegepraat
  5. hebben meegepraat
  6. hebben meegepraat
v.v.t.
  1. had meegepraat
  2. had meegepraat
  3. had meegepraat
  4. hadden meegepraat
  5. hadden meegepraat
  6. hadden meegepraat
o.t.t.t.
  1. zal meepraten
  2. zult meepraten
  3. zal meepraten
  4. zullen meepraten
  5. zullen meepraten
  6. zullen meepraten
o.v.t.t.
  1. zou meepraten
  2. zou meepraten
  3. zou meepraten
  4. zouden meepraten
  5. zouden meepraten
  6. zouden meepraten
diversen
  1. praat mee!
  2. praat mee!
  3. meegepraat
  4. meepratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze