Dutch
Detailed Synonyms for neerstorten in Dutch
neerstorten:
-
neerstorten
-
neerstorten
-
neerstorten
– plotseling naar beneden vallen 1
Conjugations for neerstorten:
o.t.t.
- stort neer
- stort neer
- stort neer
- storten neer
- storten neer
- storten neer
o.v.t.
- stortte neer
- stortte neer
- stortte neer
- stortten neer
- stortten neer
- stortten neer
v.t.t.
- ben neergestort
- bent neergestort
- is neergestort
- zijn neergestort
- zijn neergestort
- zijn neergestort
v.v.t.
- was neergestort
- was neergestort
- was neergestort
- waren neergestort
- waren neergestort
- waren neergestort
o.t.t.t.
- zal neerstorten
- zult neerstorten
- zal neerstorten
- zullen neerstorten
- zullen neerstorten
- zullen neerstorten
o.v.t.t.
- zou neerstorten
- zou neerstorten
- zou neerstorten
- zouden neerstorten
- zouden neerstorten
- zouden neerstorten
diversen
- stort neer!
- stort neer!
- neergestort
- neerstortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
neerstorten