Summary


Dutch

Detailed Synonyms for omschrijvend in Dutch

omschrijvend:

omschrijvend adj

  1. omschrijvend

omschrijven:

omschrijven verb (omschrijf, omschrijft, omschreef, omschreven, omschreven)

  1. omschrijven
    definiëren; bepalen; omschrijven
    • definiëren verb (definieer, definieert, definieerde, definieerden, gedefinieerd)
    • bepalen verb (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
    • omschrijven verb (omschrijf, omschrijft, omschreef, omschreven, omschreven)
  2. omschrijven
    beschrijven; omschrijven; schetsen; afschilderen
    • beschrijven verb (beschrijf, beschrijft, beschreef, beschrijfden, beschreven)
    • omschrijven verb (omschrijf, omschrijft, omschreef, omschreven, omschreven)
    • schetsen verb (schets, schetst, schetste, schetsten, geschetst)
    • afschilderen verb (schilder af, schildert af, schilderde af, schilderden af, afgeschilderd)

Conjugations for omschrijven:

o.t.t.
  1. omschrijf
  2. omschrijft
  3. omschrijft
  4. omschrijven
  5. omschrijven
  6. omschrijven
o.v.t.
  1. omschreef
  2. omschreef
  3. omschreef
  4. omschreven
  5. omschreven
  6. omschreven
v.t.t.
  1. heb omschreven
  2. hebt omschreven
  3. heeft omschreven
  4. hebben omschreven
  5. hebben omschreven
  6. hebben omschreven
v.v.t.
  1. had omschreven
  2. had omschreven
  3. had omschreven
  4. hadden omschreven
  5. hadden omschreven
  6. hadden omschreven
o.t.t.t.
  1. zal omschrijven
  2. zult omschrijven
  3. zal omschrijven
  4. zullen omschrijven
  5. zullen omschrijven
  6. zullen omschrijven
o.v.t.t.
  1. zou omschrijven
  2. zou omschrijven
  3. zou omschrijven
  4. zouden omschrijven
  5. zouden omschrijven
  6. zouden omschrijven
en verder
  1. ben omschreven
  2. bent omschreven
  3. is omschreven
  4. zijn omschreven
  5. zijn omschreven
  6. zijn omschreven
diversen
  1. omschrijf!
  2. omschrijft!
  3. omschreven
  4. omschrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze