Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. omverslaan:


Dutch

Detailed Synonyms for omverslaan in Dutch

omverslaan:

omverslaan verb (sla omver, slaat omver, sloeg omver, sloegen omver, omver geslagen)

  1. omverslaan
    omverslaan
    • omverslaan verb (sla omver, slaat omver, sloeg omver, sloegen omver, omver geslagen)

Conjugations for omverslaan:

o.t.t.
  1. sla omver
  2. slaat omver
  3. slaat omver
  4. slaan omver
  5. slaan omver
  6. slaan omver
o.v.t.
  1. sloeg omver
  2. sloeg omver
  3. sloeg omver
  4. sloegen omver
  5. sloegen omver
  6. sloegen omver
v.t.t.
  1. ben omver geslagen
  2. bent omver geslagen
  3. is omver geslagen
  4. zijn omver geslagen
  5. zijn omver geslagen
  6. zijn omver geslagen
v.v.t.
  1. was omver geslagen
  2. was omver geslagen
  3. was omver geslagen
  4. waren omver geslagen
  5. waren omver geslagen
  6. waren omver geslagen
o.t.t.t.
  1. zal omverslaan
  2. zult omverslaan
  3. zal omverslaan
  4. zullen omverslaan
  5. zullen omverslaan
  6. zullen omverslaan
o.v.t.t.
  1. zou omverslaan
  2. zou omverslaan
  3. zou omverslaan
  4. zouden omverslaan
  5. zouden omverslaan
  6. zouden omverslaan
diversen
  1. sla omver!
  2. slaat omver!
  3. omver geslagen
  4. omver slaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze