Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. opflakkeren:


Dutch

Detailed Synonyms for opflakkeren in Dutch

opflakkeren:

opflakkeren verb (flakker op, flakkert op, flakkerde op, flakkerden op, opgeflakkerd)

  1. opflakkeren
    opflakkeren
    • opflakkeren verb (flakker op, flakkert op, flakkerde op, flakkerden op, opgeflakkerd)

Conjugations for opflakkeren:

o.t.t.
  1. flakker op
  2. flakkert op
  3. flakkert op
  4. flakkeren op
  5. flakkeren op
  6. flakkeren op
o.v.t.
  1. flakkerde op
  2. flakkerde op
  3. flakkerde op
  4. flakkerden op
  5. flakkerden op
  6. flakkerden op
v.t.t.
  1. ben opgeflakkerd
  2. bent opgeflakkerd
  3. is opgeflakkerd
  4. zijn opgeflakkerd
  5. zijn opgeflakkerd
  6. zijn opgeflakkerd
v.v.t.
  1. was opgeflakkerd
  2. was opgeflakkerd
  3. was opgeflakkerd
  4. waren opgeflakkerd
  5. waren opgeflakkerd
  6. waren opgeflakkerd
o.t.t.t.
  1. zal opflakkeren
  2. zult opflakkeren
  3. zal opflakkeren
  4. zullen opflakkeren
  5. zullen opflakkeren
  6. zullen opflakkeren
o.v.t.t.
  1. zou opflakkeren
  2. zou opflakkeren
  3. zou opflakkeren
  4. zouden opflakkeren
  5. zouden opflakkeren
  6. zouden opflakkeren
diversen
  1. flakker op!
  2. flakkert op!
  3. opgeflakkerd
  4. opflakkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze