Summary


Dutch

Detailed Synonyms for rijpen in Dutch

rijpen:

rijpen verb (rijp, rijpt, rijpte, rijpten, gerijpt)

  1. rijpen
    rijpen; rijp worden

Conjugations for rijpen:

o.t.t.
  1. rijp
  2. rijpt
  3. rijpt
  4. rijpen
  5. rijpen
  6. rijpen
o.v.t.
  1. rijpte
  2. rijpte
  3. rijpte
  4. rijpten
  5. rijpten
  6. rijpten
v.t.t.
  1. ben gerijpt
  2. bent gerijpt
  3. is gerijpt
  4. zijn gerijpt
  5. zijn gerijpt
  6. zijn gerijpt
v.v.t.
  1. was gerijpt
  2. was gerijpt
  3. was gerijpt
  4. waren gerijpt
  5. waren gerijpt
  6. waren gerijpt
o.t.t.t.
  1. zal rijpen
  2. zult rijpen
  3. zal rijpen
  4. zullen rijpen
  5. zullen rijpen
  6. zullen rijpen
o.v.t.t.
  1. zou rijpen
  2. zou rijpen
  3. zou rijpen
  4. zouden rijpen
  5. zouden rijpen
  6. zouden rijpen
diversen
  1. rijp!
  2. rijpt!
  3. gerijpt
  4. rijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

rijpen [znw.] noun

  1. rijpen
    rijpen; het rijpingsproces

Related Words for "rijpen":


rijpen form of rijp:

rijp [de ~ (m)] noun

  1. de rijp
    de rijp
    • rijp [de ~ (m)] noun

rijp adj

  1. rijp
  2. rijp
    – ervoor geschikt 1
    rijp
    – ervoor geschikt 1
    • rijp adj
      • de auto is rijp voor de sloop1
  3. rijp
    – geschikt om te oogsten en te eten 1
    rijp
    – geschikt om te oogsten en te eten 1
    • rijp adj
      • deze peren zijn rijp1
  4. rijp
    – met levenservaring 1
    rijp
    – met levenservaring 1
    • rijp adj
      • hij is erg rijp voor zijn leeftijd1

Related Words for "rijp":


Antonyms for "rijp":


Related Definitions for "rijp":

  1. ervoor geschikt1
    • de auto is rijp voor de sloop1
  2. geschikt om te oogsten en te eten1
    • deze peren zijn rijp1
  3. met levenservaring1
    • hij is erg rijp voor zijn leeftijd1