Dutch
Detailed Synonyms for slepend in Dutch
slepend:
-
slepend
langzaam; traag; aarzelend; treuzelachtig; slepend; weifelend; dralend; besluitloos; talmend; treuzelend; leuterig-
langzaam adj
-
traag adj
-
aarzelend adj
-
treuzelachtig adj
-
slepend adj
-
weifelend adj
-
dralend adj
-
besluitloos adj
-
talmend adj
-
treuzelend adj
-
leuterig adj
-
slepen:
-
slepen
Conjugations for slepen:
o.t.t.
- sleep
- sleept
- sleept
- slepen
- slepen
- slepen
o.v.t.
- sleepte
- sleepte
- sleepte
- sleepten
- sleepten
- sleepten
v.t.t.
- heb geslepen
- hebt geslepen
- heeft geslepen
- hebben geslepen
- hebben geslepen
- hebben geslepen
v.v.t.
- had geslepen
- had geslepen
- had geslepen
- hadden geslepen
- hadden geslepen
- hadden geslepen
o.t.t.t.
- zal slepen
- zult slepen
- zal slepen
- zullen slepen
- zullen slepen
- zullen slepen
o.v.t.t.
- zou slepen
- zou slepen
- zou slepen
- zouden slepen
- zouden slepen
- zouden slepen
en verder
- ben geslepen
- bent geslepen
- is geslepen
- zijn geslepen
- zijn geslepen
- zijn geslepen
diversen
- sleep!
- sleept!
- geslepen
- slepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze