Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. vaststampen:


Dutch

Detailed Synonyms for vaststampen in Dutch

vaststampen:

vaststampen verb (stamp vast, stampt vast, stampte vast, stampten vast, vast gestampen)

  1. vaststampen
    vaststampen; aanstampen
    • vaststampen verb (stamp vast, stampt vast, stampte vast, stampten vast, vast gestampen)
    • aanstampen verb (stamp aan, stampt aan, stampte aan, stampten aan, aangestampt)

Conjugations for vaststampen:

o.t.t.
  1. stamp vast
  2. stampt vast
  3. stampt vast
  4. stampen vast
  5. stampen vast
  6. stampen vast
o.v.t.
  1. stampte vast
  2. stampte vast
  3. stampte vast
  4. stampten vast
  5. stampten vast
  6. stampten vast
v.t.t.
  1. heb vast gestampen
  2. hebt vast gestampen
  3. heeft vast gestampen
  4. hebben vast gestampen
  5. hebben vast gestampen
  6. hebben vast gestampen
v.v.t.
  1. had vast gestampen
  2. had vast gestampen
  3. had vast gestampen
  4. hadden vast gestampen
  5. hadden vast gestampen
  6. hadden vast gestampen
o.t.t.t.
  1. zal vaststampen
  2. zult vaststampen
  3. zal vaststampen
  4. zullen vaststampen
  5. zullen vaststampen
  6. zullen vaststampen
o.v.t.t.
  1. zou vaststampen
  2. zou vaststampen
  3. zou vaststampen
  4. zouden vaststampen
  5. zouden vaststampen
  6. zouden vaststampen
en verder
  1. ben vast gestampen
  2. bent vast gestampen
  3. is vast gestampen
  4. zijn vast gestampen
  5. zijn vast gestampen
  6. zijn vast gestampen
diversen
  1. stamp vast!
  2. stampt vast!
  3. vast gestampen
  4. vaststampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze