Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate verschansen

Synonyms for verschansen in Dutch

Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. verschansen:

Dutch

Detailed Synonyms for verschansen in Dutch

verschansen:

verschansen verb (verschans, verschanst, verschanste, verschansten, verschanst)

  1. verschansen
    verschansen
    • verschansen verb (verschans, verschanst, verschanste, verschansten, verschanst)

Conjugations for verschansen:

o.t.t.
  1. verschans
  2. verschanst
  3. verschanst
  4. verschansen
  5. verschansen
  6. verschansen
o.v.t.
  1. verschanste
  2. verschanste
  3. verschanste
  4. verschansten
  5. verschansten
  6. verschansten
v.t.t.
  1. heb verschanst
  2. hebt verschanst
  3. heeft verschanst
  4. hebben verschanst
  5. hebben verschanst
  6. hebben verschanst
v.v.t.
  1. had verschanst
  2. had verschanst
  3. had verschanst
  4. hadden verschanst
  5. hadden verschanst
  6. hadden verschanst
o.t.t.t.
  1. zal verschansen
  2. zult verschansen
  3. zal verschansen
  4. zullen verschansen
  5. zullen verschansen
  6. zullen verschansen
o.v.t.t.
  1. zou verschansen
  2. zou verschansen
  3. zou verschansen
  4. zouden verschansen
  5. zouden verschansen
  6. zouden verschansen
diversen
  1. verschans!
  2. verschanst!
  5. verschanst
  6. verschansend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0321 seconds
Page rendered in 1.0 seconds