Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. voorbijtrekken:


Dutch

Detailed Synonyms for voorbijtrekken in Dutch

voorbijtrekken:

voorbijtrekken verb (trek voorbij, trekt voorbij, trok voorbij, trokken voorbij, voorbij getrokken)

  1. voorbijtrekken
    overwaaien; voorbijtrekken

Conjugations for voorbijtrekken:

o.t.t.
  1. trek voorbij
  2. trekt voorbij
  3. trekt voorbij
  4. trekken voorbij
  5. trekken voorbij
  6. trekken voorbij
o.v.t.
  1. trok voorbij
  2. trok voorbij
  3. trok voorbij
  4. trokken voorbij
  5. trokken voorbij
  6. trokken voorbij
v.t.t.
  1. ben voorbij getrokken
  2. bent voorbij getrokken
  3. is voorbij getrokken
  4. zijn voorbij getrokken
  5. zijn voorbij getrokken
  6. zijn voorbij getrokken
v.v.t.
  1. was voorbij getrokken
  2. was voorbij getrokken
  3. was voorbij getrokken
  4. waren voorbij getrokken
  5. waren voorbij getrokken
  6. waren voorbij getrokken
o.t.t.t.
  1. zal voorbijtrekken
  2. zult voorbijtrekken
  3. zal voorbijtrekken
  4. zullen voorbijtrekken
  5. zullen voorbijtrekken
  6. zullen voorbijtrekken
o.v.t.t.
  1. zou voorbijtrekken
  2. zou voorbijtrekken
  3. zou voorbijtrekken
  4. zouden voorbijtrekken
  5. zouden voorbijtrekken
  6. zouden voorbijtrekken
diversen
  1. trek voorbij!
  2. trekt voorbij!
  3. voorbij getrokken
  4. voorbijtrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze