Summary


Dutch

Detailed Synonyms for vorst in Dutch

vorst:

vorst [de ~ (m)] noun

  1. de vorst
    de soeverein; de majesteit; de vorst
  2. de vorst
    de koning; de monarch; de heerser; de soeverein; de vorst
  3. de vorst
    – het lager dan nul graden zijn 1
    de vorst
    – het lager dan nul graden zijn 1
    • vorst [de ~] noun
      • de weerman voorspelt vorst en sneeuw1
  4. de vorst
    – hoofd van een rijk 1
    de vorst
    – hoofd van een rijk 1
    • vorst [de ~] noun
      • Nederland heeft geen vorst, maar een vorstin1

Related Definitions for "vorst":

  1. het lager dan nul graden zijn1
    • de weerman voorspelt vorst en sneeuw1
  2. hoofd van een rijk1
    • Nederland heeft geen vorst, maar een vorstin1

vorst form of vorsen:

vorsen verb (vors, vorst, vorste, vorsten, gevorst)

  1. vorsen
    onderzoeken; vorsen; speuren
    • onderzoeken verb (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • vorsen verb (vors, vorst, vorste, vorsten, gevorst)
    • speuren verb (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)

Conjugations for vorsen:

o.t.t.
  1. vors
  2. vorst
  3. vorst
  4. vorsen
  5. vorsen
  6. vorsen
o.v.t.
  1. vorste
  2. vorste
  3. vorste
  4. vorsten
  5. vorsten
  6. vorsten
v.t.t.
  1. heb gevorst
  2. hebt gevorst
  3. heeft gevorst
  4. hebben gevorst
  5. hebben gevorst
  6. hebben gevorst
v.v.t.
  1. had gevorst
  2. had gevorst
  3. had gevorst
  4. hadden gevorst
  5. hadden gevorst
  6. hadden gevorst
o.t.t.t.
  1. zal vorsen
  2. zult vorsen
  3. zal vorsen
  4. zullen vorsen
  5. zullen vorsen
  6. zullen vorsen
o.v.t.t.
  1. zou vorsen
  2. zou vorsen
  3. zou vorsen
  4. zouden vorsen
  5. zouden vorsen
  6. zouden vorsen
diversen
  1. vors!
  2. vorst!
  3. gevorst
  4. vorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for vorst