Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. witwassen:


Dutch

Detailed Synonyms for witwassen in Dutch

witwassen:

witwassen verb (was wit, wast wit, waste wit, wasten wit, wit gewassen)

  1. witwassen
    witwassen
    • witwassen verb (was wit, wast wit, waste wit, wasten wit, wit gewassen)

Conjugations for witwassen:

o.t.t.
  1. was wit
  2. wast wit
  3. wast wit
  4. wassen wit
  5. wassen wit
  6. wassen wit
o.v.t.
  1. waste wit
  2. waste wit
  3. waste wit
  4. wasten wit
  5. wasten wit
  6. wasten wit
v.t.t.
  1. heb wit gewassen
  2. hebt wit gewassen
  3. heeft wit gewassen
  4. hebben wit gewassen
  5. hebben wit gewassen
  6. hebben wit gewassen
v.v.t.
  1. had wit gewassen
  2. had wit gewassen
  3. had wit gewassen
  4. hadden wit gewassen
  5. hadden wit gewassen
  6. hadden wit gewassen
o.t.t.t.
  1. zal witwassen
  2. zult witwassen
  3. zal witwassen
  4. zullen witwassen
  5. zullen witwassen
  6. zullen witwassen
o.v.t.t.
  1. zou witwassen
  2. zou witwassen
  3. zou witwassen
  4. zouden witwassen
  5. zouden witwassen
  6. zouden witwassen
diversen
  1. was wit!
  2. wast wit!
  3. wit gewassen
  4. witwassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze