Dutch
Detailed Synonyms for vrijdingen in Dutch
vrijdingen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- vrij: vrij; loos; zonder taak; losbandig; ongebonden; ongebreideld; bandeloos; in vrijheid; open; oprecht; openhartig; ronduit; vrijuit; onomwonden; vrijelijk; onverholen; onbewimpeld
- dingen: waar; zaken; spullen; goedje; zaakjes; dingen; afdingen
- ding: goed; artikel; zaak; ding; voorwerp; object; item
- vrijen: vrijen; beminnen; liefkozen; de liefde bedrijven; minnen; minnekozen; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben
Spelling Suggestions for: vrijdingen
- Searching for suggestions...