Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. goed gaan:


Dutch

Detailed Translations for goed gaan from Dutch to English

goed gaan:

goed gaan verb (ga goed, gaat goed, ging goed, goed gegaan)

  1. goed gaan (het goed maken)
    to make up
    • make up verb (makes up, made up, making up)

Conjugations for goed gaan:

o.t.t.
  1. ga goed
  2. gaat goed
  3. gaat goed
  4. gaan goed
  5. gaan goed
  6. gaan goed
o.v.t.
  1. ging goed
  2. ging goed
  3. ging goed
  4. gingen goed
v.t.t.
  1. ben goed gegaan
  2. bent goed gegaan
  3. is goed gegaan
  4. zijn goed gegaan
  5. zijn goed gegaan
  6. zijn goed gegaan
v.v.t.
  1. was goed gegaan
  2. was goed gegaan
  3. was goed gegaan
  4. waren goed gegaan
  5. waren goed gegaan
  6. waren goed gegaan
o.t.t.t.
  1. zal goed gaan
  2. zult goed gaan
  3. zal goed gaan
  4. zullen goed gaan
  5. zullen goed gaan
  6. zullen goed gaan
o.v.t.t.
  1. zou goed gaan
  2. zou goed gaan
  3. zou goed gaan
  4. zouden goed gaan
  5. zouden goed gaan
  6. zouden goed gaan
diversen
  1. ga goed!
  2. gaat goed!
  3. goed gegaan
  4. goed gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for goed gaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
make up goed gaan; het goed maken bedenken; bijleggen; bijspijkeren; fantaseren; goedmaken; grimeren; inhalen; make-up aanbrengen; meebetalen; opmaken; opsmukken; optutten; ruzie bijleggen; schikken; schminken; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorjokken; voorliegen; voorwenden

Related Translations for goed gaan