Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. wegrennen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wegrennen from Dutch to Swedish

wegrennen:

wegrennen verb (ren weg, rent weg, rende weg, renden weg, weggerend)

  1. wegrennen (weghollen; wegstuiven; wegsnellen; )
    störta sig i väg; springa i väg; rusa i väg
    • störta sig i väg verb (störtar sig i väg, störtade sig i väg, störtat sig i väg)
    • springa i väg verb (springer i väg, sprang i väg, sprungit i väg)
    • rusa i väg verb (rusar i väg, rusade i väg, rusat i väg)
  2. wegrennen (wegijlen; wegspoeden; wegsnellen; weghollen; weghaasten)
    skynda iväg
    • skynda iväg verb (skundar iväg, skundade iväg, skundat iväg)
  3. wegrennen (ontvluchten; vluchten; wegkomen; )
    komma undan; fly; bryta sig loss
    • komma undan verb (kommer undan, komm undan, kommit undan)
    • fly verb (flyr, flydde, flytt)
    • bryta sig loss verb (bryter sig loss, bröt sig loss, brutit sig loss)

Conjugations for wegrennen:

o.t.t.
  1. ren weg
  2. rent weg
  3. rent weg
  4. rennen weg
  5. rennen weg
  6. rennen weg
o.v.t.
  1. rende weg
  2. rende weg
  3. rende weg
  4. renden weg
  5. renden weg
  6. renden weg
v.t.t.
  1. ben weggerend
  2. bent weggerend
  3. is weggerend
  4. zijn weggerend
  5. zijn weggerend
  6. zijn weggerend
v.v.t.
  1. was weggerend
  2. was weggerend
  3. was weggerend
  4. waren weggerend
  5. waren weggerend
  6. waren weggerend
o.t.t.t.
  1. zal wegrennen
  2. zult wegrennen
  3. zal wegrennen
  4. zullen wegrennen
  5. zullen wegrennen
  6. zullen wegrennen
o.v.t.t.
  1. zou wegrennen
  2. zou wegrennen
  3. zou wegrennen
  4. zouden wegrennen
  5. zouden wegrennen
  6. zouden wegrennen
diversen
  1. ren weg!
  2. rent weg!
  3. weggerend
  4. wegrennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegrennen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bryta sig loss ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken
fly ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken de plaat poetsen; ervandoor gaan; hardlopen; hem smeren; ontkomen; ontsnappen; ontvlieden; ontvluchten; rennen; uitwijken; vlieden; vluchten; wegvluchten; zich uit de voeten maken
komma undan ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken 'm piepen; 'm smeren; wegkrijgen
rusa i väg wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven
skynda iväg weghaasten; weghollen; wegijlen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden
springa i väg wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven
störta sig i väg wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven

Wiktionary Translations for wegrennen:


Cross Translation:
FromToVia
wegrennen gömma sig abscond — to hide (something)