Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. omhooghouden:


Dutch

Detailed Translations for omhooghouden from Dutch to French

omhooghouden:

omhooghouden verb (houd omhoog, houdt omhoog, hield omhoog, hielden omhoog, omhooggehouden)

  1. omhooghouden (ophouden; in de hoogte houden; hooghouden)
    tenir levé; relever; maintenir; soutenir
    • relever verb (relève, relèves, relevons, relevez, )
    • maintenir verb (maintiens, maintient, maintenons, maintenez, )
    • soutenir verb (soutiens, soutient, soutenons, soutenez, )

Conjugations for omhooghouden:

o.t.t.
  1. houd omhoog
  2. houdt omhoog
  3. houdt omhoog
  4. houden omhoog
  5. houden omhoog
  6. houden omhoog
o.v.t.
  1. hield omhoog
  2. hield omhoog
  3. hield omhoog
  4. hielden omhoog
  5. hielden omhoog
  6. hielden omhoog
v.t.t.
  1. heb omhooggehouden
  2. hebt omhooggehouden
  3. heeft omhooggehouden
  4. hebben omhooggehouden
  5. hebben omhooggehouden
  6. hebben omhooggehouden
v.v.t.
  1. had omhooggehouden
  2. had omhooggehouden
  3. had omhooggehouden
  4. hadden omhooggehouden
  5. hadden omhooggehouden
  6. hadden omhooggehouden
o.t.t.t.
  1. zal omhooghouden
  2. zult omhooghouden
  3. zal omhooghouden
  4. zullen omhooghouden
  5. zullen omhooghouden
  6. zullen omhooghouden
o.v.t.t.
  1. zou omhooghouden
  2. zou omhooghouden
  3. zou omhooghouden
  4. zouden omhooghouden
  5. zouden omhooghouden
  6. zouden omhooghouden
diversen
  1. houd omhoog!
  2. houdt omhoog!
  3. omhooggehouden
  4. omhooghoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omhooghouden:

NounRelated TranslationsOther Translations
soutenir aanhangen
VerbRelated TranslationsOther Translations
maintenir hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden beethouden; behoeden; behouden; beschermen; bestendigen; bewaren; conserveren; doorstaan; dragen; dulden; handhaven; harden; in bescherming nemen; instandhouden; niet terugnemen; stand houden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden
relever hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden gaan staan; hoger maken; loshalen; naar buiten halen; omhooghalen; omhoogkomen; ophalen; ophogen; opkalefateren; opklappen; opknappen; oplappen; oprollen; opstaan; opstropen; opvijzelen; uithalen; verheffen; verhogen
soutenir hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden bemoedigen; beweren; bijvallen; coöpereren; doorleven; doorstaan; dragen; instemmen; meewerken; ondersteunen; opbeuren; pretenderen; rugsteunen; schoren; schragen; stellen; steunen; stutten; troosten; van mening zijn; verdragen; verduren; verklaren; verteren; vertroosten; voorgeven; voorstaan
tenir levé hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; in staking zijn; ophouden; staken; stoppen